Mia
In gedachten verzonken loopt Mia over het pad op de begraafplaats. Het is hier zo rustig, ze voelt zich bijna vredig. En zich vredig voelen dat kan ze niet meer sinds haar man Peter drie maanden geleden overleden is.
Het was een moeilijke tijd, toen na allerlei onderzoeken duidelijk werd dat hij ongeneeslijk ziek was en niet lang meer te leven had.
Ze hadden samen gevloekt, gehuild en gebeden dat het een vergissing zou zijn, maar het was maar al te waar.
Iedere week zag ze hem een beetje verder achteruit gaan en trok hij zich steeds meer in zichzelf terug.
Ze voerden ´s avonds soms gesprekken over doodgaan en wat er daarna zou gebeuren, want dat er dan niets meer zou zijn konden ze zich allebei niet voorstellen.
Toen Peter steeds verder achteruit ging en niet meer uit bed kon komen zat ze vaak stilletjes bij hem, met zijn hand in de hare en haalden herinneringen op aan vroeger of luisterden naar muziek waar ze beiden van hielden. En op die momenten vergat ze soms bijna even wat er aan de hand was en genoten ze samen.
De medicatie werd opgevoerd zodat hij minder pijn zou hebben, dat dit zijn leven zou verkorten maakte niets meer uit, ze wilde niet dat hij onnodig zou lijden.
In zijn laatste week vertelde hij haar over mooie kleuren die hij soms zag of dat hij meende dat er een engel bij zijn bed stond. Ze dacht dat het van de medicatie kwam, maar zei dit niet omdat ze merkte dat Peter dan heel rustig werd en met een haast blij gezicht lag te dommelen.
En zo had ze hem op een ochtend ook gevonden. Hij was overleden terwijl zij sliep.
Toen de drukte van de begrafenis voorbij was en de mensen om haar heen weer verder gingen met hun eigen leven, kwam voor haar de werkelijkheid pas echt binnen…. Ze was alleen, niemand meer om haar heen om mee te praten en te overleggen wat ze moest doen als er iets was. Als ze hieraan dacht, dan greep de angst haar bij de keel …. help... fluisterde ze dan.
Verderop zag ze haar favoriete bankje staan, de zon scheen er precies op en ze ging zitten, genietend van de rust in en om haar heen en dwaalde rond in haar gedachten en gevoelens.
Ze had, toen Peter nog leefde, toch vaak haar eigen ideeën gevolgd, realiseerde ze zich opeens. Ze wist meestal wel wat ze wilde, wat goed voor haar voelde.
Meer dan eens hadden ze er zelfs ruzie om gemaakt, vooral als hij vond dat ze toch echt klaar moesten staan voor zijn moeder, ook al had zij daar op dat moment helemaal geen zin in…
…En toen hij nog werkte en soms een paar dagen van huis was, toen had ze zich toch ook weten te redden, zoals met die lekkage of de kapotte auto. Ze wist nog goed hoe blij en energiek ze zich voelde toen ze het zelf voor mekaar gekregen had.
Ze was verbaasd dat ze dit niet eerder gezien had.
Ze miste het gezelschap van Peter zeer zeker, maar ze besefte nu dat ze eigenlijk helemaal niet zo bang was om alleen verder te moeten… Ze had zich laten meeslepen door alle goedbedoelde woorden van troost en hulp die ze aangeboden kreeg, waardoor ze in haar verdriet zelf was gaan geloven dat ze die hulp ook hard nodig had.
Het was alsof er een raam was opengezet in haar, waardoor ze weer naar de horizon kon kijken met het gevoel dat er nog heel wat mogelijkheden op haar lagen te wachten…
***